Noord Hollandse Witborst eend

Noord-Hollandse Witborsteenden

Een ras, waarvan het bestaan een aantal jaren geleden aan een zijden draadje hing en nog altijd op de rode lijst staat , Witborsten blijven echter nog zeer zeldzaam. Reden om aan dit ras enige aandacht te besteden. Het is een ras van Noord-Hollandse bodem. Vermoedelijk heeft hierbij de belangstelling voor het fokken van hoenders en eenden een belangrijke rol gespeeld. Immers in andere gebieden van ons land waar de bodemgesteldheid dezelfde mogelijkheden bood, bijvoorbeeld Zuid-Holland en Friesland is de eendenhouderij nooit van de grond gekomen. Mogelijk dat de aanwezigheid van Amsterdam als afzetmarkt hierbij een rol heeft gespeeld.  

Bij de Witborsteend worden de volgende eisen aan de snavel gesteld: plat, lang en breed, dezelfde breedte vanaf de wortel tot de punt. In de vooroorlogse standaardbeschrijving is hieraan nog toegevoegd: met het voorhoofd een zuivere rechte lijn vormend. Herkomst Vermoedelijk hebben de krombekken dezelfde voorouders. Welke van de twee het eerst voorkwam is niet te achterhalen. Uit beschrijvingen uit het verleden mag worden aangenomen dat de Krombekeend reeds in de zeventiende eeuw in ons land voorkwam. Volgens Van Gink in zijn boek “De tamme eendenrassen” uit 1924 beschreef in 1676 de Engelsman Willougby reeds deze eendensoort. Hierbij vermeldde hij dat dit ras veel in Holland voorkwam. Over de Witborsteenden is in het grijze verleden weinig of liever gezegd niets op papier gezet. Uit Duitse bronnen kan men wel iets te weten komen over het voorkomen van Krombekeenden in de vorige eeuw. Volgens Ch.A. Buhle in 1860 zou de Krombekeend in die tijd over geheel Europa voor zijn gekomen maar hij noemt in dit verband in het bijzonder Thüringen. Bruno Dürigen schrijft in de tweede uitgave van zijn boek “Geflügelzucht” dat dit eendenras in het verleden met name in Nederland veelvuldig voorkwam. Dit wijst er op dat in die tijd de belangstelling voor het ras al duidelijk tanende was. Een ander feit dat de aandacht verdient, is dat een bekende Duitse pluimveefokker uit de twintiger jaren beschrijft dat er op de internationale landbouwtentoonstelling in Parijs in die tijd Krombekeenden onder de naam Baltische eenden waren ingezonden. De naam ontleende hij aan het gebied van herkomst de Baltische staten.

Volgens Van Gink is het niet waarschijnlijk dat in Noord-Holland deze eenden uit wilde eenden zijn gefokt. Hij veronderstelt dat deze eenden afstammen van exemplaren, die reeds in de 16e en 17e eeuw geïmporteerd zijn uit het Verre Oosten. Vervolgens komt hij met een veronderstelling die de relatie tussen Krombek- en Witborsteenden waarschijnlijk maakt. Hij stelt: Opvallend is dat later een eendensoort, welke wij thans Indische Loopeenden noemen, uit het Oosten kwam, waaronder een zo niet kromme dan toch volkomen rechte snavel bij sommige stammen voorkomt, terwijl beide rassen zich door een ongewoon grote eierproduktie onderscheiden. Een dergelijke schedel- en snavelwijziging komt niet zomaar door inteelt of wat teeltkeus uit de wilde eenden te voorschijn, die ten opzichte van deze kenmerken geen variatie vertonen.” Indien deze veronderstelling juist is, zou het betekenen dat de Witborsteenden met de lange rechte snavel als eerste van de twee rassen ons land is binnengekomen. Bij de Loopeenden treft men zeker heden ten dage alleen dieren met rechte snavels aan. Het is echter mogelijk dat beide varianten in die tijd al bestonden. Dit gezien een mededeling van J. Bonenkamp in een artikel in Avicultura van augustus 1990 waar hij meldt dat hij tussen een partijtje Indiaas kopergietwerk enkele zuivere Krombekeenden aantrof. Voor de goede orde wijs ik erop dat de snavel van de Krombek recessief vererft ten opzichte van de rechte snavel.

Een andere mogelijkheid is dat de Krombek spontaan als mutant uit de Witborsteenden is ontstaan waarbij de eendenhouders in het grijze verleden er bewust mee zijn gaan fokken. Deze veronderstelling treft men ook aan in een artikel in het duitse pluimveeblad Kleintier Züchter uit 1988. In de zestiende en zeventiende eeuw bestond er belangstelling voor dieren met afwijkende kenmerken. Denk maar aan de fok van hoenders met kuiven en/of baarden. Verondersteld is wel dat deze rassen met name vanwege de produktie onze Nederlandse pluimveestapel hebben verrijkt. Ze trokken echter de aandacht anders zouden onze schilders in die tijd ze zeker niet hebben afgebeeld. De verschijning op de Parijse tentoonstelling van Krombekeenden afkomstig uit de Baltische staten, het herkomst gebied van ons pluimvee met kuif en/of baard, opent ook nog de mogelijkheid van de herkomst van de Krombekeenden uit die regio. Helaas is weinig bekend over de pluimveehouderij in het verleden en heden in deze landen zodat deze veronderstelling heel speculatief is.

De opfok van de Noord-Hollandse Witborsteenden Vervolgens willen wij enige aandacht besteden aan de opfok en het houden van de Witborst- en vermoedelijk ook de Krombekeenden in het begin van deze eeuw. De fokkerij vond voor onze begrippen mogelijk op een wat bijzondere manier plaats. De Witborsteend is gemakkelijk broeds te krijgen. Als men wat eieren in een nest laat liggen is dat snel gebeurd. Vervolgens de eieren onder de eend leggen en alles loopt als een trein. Na uitkomst werden de kuikens direct gesext, de woerden opgeruimd en de eendjes over de moederdieren verdeeld in koppels van 14 à 15 stuks. Vervolgens werden moeder en kuikens de polder ingestuurd. Alvorens dit te doen werden er echter een paar handelingen verricht. In de eerste plaats werden de kuikens gelewiekt waardoor het terugvangen aanmerkelijk werd vereenvoudigd. Om te weten wie de eigenaar van de dieren was, werden de kuikens tevens gemerkt. Iedere eendenhouder bracht op zijn eenden een kenteken op de snavel en in het teenvlies aan. Op een bord dat door Van Asperen Vervenne voor de oorlog in het Museum in Enkhuizen werd aangetroffen, zijn 37 genummerde vakjes aangebracht. In 33 van deze vakjes staat een eendekop met daarnaast een eendepoot. Op de snavel van iedere eend zijn merken getekend evenals in de vliezen van de eendepoot. Iedere eendenhouder had zijn eigen merk. Bovendien zijn de merken beschreven. Gevoerd werden deze eendekuikens niet als ze in de polder rond zwommen. Ze zochten hun eigen kostje op en groeiden op als wilde eenden. De Noord-Hollandse Witborsteend als eierproducent Het doel van de opfok van de jonge eenden was het leveren van produktiedieren voor de legbedrijven. Hiervoor waren ze zeer geschikt. Men kende aan deze eenden een aantal nuttige eigenschappen toe waarvan de voornaamste zijn: – krachtig en gezond, met veel weerstand; – ze kunnen een groot deel van hun voedsel zelf zoeken, jonge dieren zelfs helemaal; – zij passen zich makkelijk aan verschillende omstandigheden aan; – en voor de fokkers in die tijd zeer belangrijk, zij gaven een in verhouding tot het voedselgebruik goede eierproduktie. Toch is dit laatste punt de reden geweest dat de Witborsten in de dertiger jaren van deze eeuw het veld moesten ruimen. In vergelijking met buitenlandse produktierassen als de Khaki Campbell en de Indische Loopeenden waren het maar middelmatige produktiedieren. De produktie bedroeg 120-150 eieren per jaar met een gewicht van 62-68 gram. In wezen geldt bij de eenden hetzelfde als bij onze oud Nederlandse Hoenderrassen. Ook deze dieren verloren op een gegeven ogenblik het gevecht om de belangstelling vanwege een in verhouding te lage produktie. Vooral wat betreft de winterproduktie moesten de Witborsten het afleggen tegen de genoemde produktierassen. De hoenders hadden hierbij het geluk dat de fokkers van deze rassen waren georganiseerd in de Nederlandsche Hoenderclub waardoor de meeste rassen in stand bleven. Medio augustus werden de jonge dieren uit de polder opgevangen en afgevoerd naar de markt in Purmerend, waar ze door de eendenhouders werden opgekocht. Voor de eenden was dat een forse overgang van het vrije leven in de polder naar een klein stukje land en nog minder water. Om over de kwaliteit van het land en het water maar niet te spreken. Een bodem van mosselschelpen, soms bij nat weer met wat riet overdekt en een slootje met vies, stinkend water. Deze eendenhouders trof men aan in Landsmeer, Oostzaan, Ilpendam, Broek in Waterland, Volendam en Monnikendam. In het midden van de twintiger jaren van deze eeuw trof men in Volendam meer dan 120.000 eenden aan. In die tijd waren de Witborst en Krombekeenden de beste dieren voor deze bedrijven. De andere soorten waren veel duurder in de kost en stelden bovendien hoger eisen aan de voerkwaliteit. Op een gegeven ogenblik ontstonden er echter problemen. In de polders werden zoveel eenden gehouden en opgefokt dat er schade aan de gewassen en het grasland ontstond. Het gevolg laat zich raden. Verschillende polderbesturen gingen maatregelen nemen waarbij een aantal zover ging dat het loslaten zwemmen van eenden geheel werd verboden. Anderen beperkten het loslaten zwemmen tot enkele weken of maanden in de zomer. Hierdoor werd de fokkerij bemoeilijkt en duurder. Door het geringere aanbod werd bovendien de prijs van de jonge dieren aanmerkelijk hoger. Het gevolg is geweest dat de aandacht werd verlegd naar de produktierassen waarbij de Khaki Campbell uiteindelijk de winnaar werd. Vervolgens liep de totale eendenhouderij in Noord-Holland terug door het zgn.pufverbod. Dat wil zeggen het vissen op ondermaatse vis welke door de vismeelfabrieken werden gebruikt voor het maken van eendevoer.

Van Asperen Vervenne constateert in 1939 dat de eendenhouderij in Noord-Holland vermoedelijk zal verdwijnen. Op dat moment stond in Volendam al het grootste deel van de eendehokken leeg. Ontstaan van de eerste standaardbeschrijving In 1923 kwam door toedoen van Van Asperen Vervenne een eerste standaardbeschrijving tot stand. Om uniformiteit in het ras te verkrijgen kwam op dinsdag 24 oktober 1923 een aantal eendenfokkers bijeen. Ieder met een aantal eenden in een mand, die hun ideaal het meest benaderden. Eerst werden de woerden losgelaten waarvan er één opviel als zijnde het meest rastypisch dier. Toen het type van de woerd vaststond was ook snel het standaardbeeld van de eend gevonden. Dit heeft er echter niet toe geleid dat het ras de belangstelling van de sportfokkers kreeg. Kleurslag De Noord-Hollandse Witborsteenden zijn alleen in de donkerwildkleur met witborsttekening erkend. In het verleden kwamen er meer kleurslagen voor, zoals zwarte-, gele-, lichtwildkleurige- en lichtbruine alle met een witborsttekening. Ook geheel witte dieren ontbraken niet. De voorkeur ging echter uit naar donkerwildkleur witborsten. Deze voorkeur voor de witborsttekening is zeer waarschijnlijk ontstaan omdat op deze wijze een duidelijk onderscheid met de wilde eenden mogelijk was. Bovendien had men hierdoor een middel om kruisingen tussen wilde woerden en de tamme eenden onmiddellijk te onderscheiden.